De zevende dag

De zevende dag

'God,' sprak de engel behoedzaam, 'neemt U mij niet kwalijk dat ik U stoor. Ik weet dat U de afgelopen zes dagen dubbele dienst gedraaid hebt, het scheppen van de aarde was niet niks. Maar er is wel een klein probleempje, geen foutje, want foutjes maakt U niet, meer een probleempje.' 'Eigenlijk zijn het er twee,' maar herhaalde hij, 'U hebt hard gewerkt en ik weet dat het vandaag Uw rustdag is.' God keek hem vragend aan.
'Gisteren,' ging de engel, verder,' hebt u de mens geschapen op uw zesde werkdag. U hebt aan dit project heel hard gewerkt, want een mens scheppen is niet niks. U had de diepe zee al geschapen, U had het land al geschapen en uw zee die is heel diep. Vissen kunnen daar in zwemmen, dieren kunnen als ze willen daar ook in zwemmen maar de mens kan niet zwemmen! Dus als hij van het land met een plons in de diepe zee valt dan verdrinkt hij!'
God keek de engel nieuwsgierig fronsend aan en de engel vatte moed. 'God,' zei hij,' als de mens verdrinkt dan is al Uw werk van gisteren weg, foetsie weg alsof er nooit een Adam bestaan heeft! Dat is toch zonde!' God knikte en vroeg:' wat is zonde, ik kan me niet herinneren dat ik dat al geschapen heb!' 'Maar het zou wel jammer zijn, want dan gaan al mijn plannetjes met de man niet door! Ik heb namelijk nog een vrouw in gedachten dat is wel zo gezellig voor de man.'
'U hebt,' ging de engel verder, 'nog een hele berg zand over die ligt daar nutteloos in de weg te liggen nu de bergen klaar zijn. Als U van dat zand tussen land en zee een mooie, beetje schuine helling maakt, dan snapt de man wel dat hij niet zomaar plons de zee in kan duiken. Want ja God laten we eerlijk zijn, U kunt ook niet voorspellen hoe slim die man nu eigenlijk is, hij is wel naar Uw voorbeeld geschapen maar heeft hij ook Uw hersens, dat is nog maar de vraag.' ' Het is maar een ideetje,' zei de engel,' en nogmaals ik weet dat het vandaag Uw rustdag is en dit is werk.'
'Ja,' dacht God, 'het is wel werk maar ik weet wat de engel niet weet en dat is dat ik straks de man en de vrouw het paradijs uit moet jagen vanwege dat akkefietje met die appel en hun verhaaltje over die pratende slang. Als ze dan rond gaan zwerven en ze vallen in de zee dan zou dat inderdaad jammer zijn.'
Dus beval God het zand om tussen het land en de zee te gaan liggen. Dat zag er eigenlijk prima uit vond God. Hij complimenteerde de engel vanwege de tip, pakte zijn luie stoel en ging eens heerlijk op het zand tussen land en zee zitten, het was tenslotte de zevende dag, de rustdag die hij zichzelf beloofd had. 'Als ik straks de man en de vrouw het paradijs uit jaag dan hebben al hun nakomelingen nog een klein stukje paradijs over,' zei hij, 'het strand!' De engel knikte instemmend en God, God zag dat het goed was. 

© 2021 Vera Frieling Alle rechten voorbehouden. Copyright Vera Frieling
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website.